Tot voor kort kon de BTW op oninbare vorderingen uitsluitend teruggevorderd worden via een separaat verzoek. Vanaf 1 januari 2017 kan deze BTW meegenomen worden in de reguliere aangifte omzetbelasting van de lopende periode. De voorwaarde is wel dat de vordering één jaar nadat deze opeisbaar is geworden nog niet betaald is. Dit maakt het terugvorderen van de vorderingen aanzienlijk eenvoudiger.
Voor vorderingen die per 31 december 2016 nog openstonden geldt een overgangsregeling. De termijn van 1 jaar begint hierbij pas te lopen op 1 januari 2017. Deze BTW is aldus pas in 2018 terug te vorderen. Facturen die op 31 december 2015 al oninbaar waren kunnen echter verwerkt worden in de eerste aangifte over 2017.
Wanneer de oninbaarheid echter al eerder komt vast te staan, bijvoorbeeld bij een faillissement, ontstaat uiteraard op dat moment al het recht op de teruggaaf van de omzetbelasting.